DE GRIEKSE EN ROMEINSE TUIN

Omtrent de Griekse tuinen is weinig bekend. In tegenstelling met de monumenten in de bouw- en beeldhouwkunst, is er van de beplanting bij tempels bijvoorbeeld niets overgebleven. Wel is met zekerheid bekend dat de Grieken zich sterk met de natuur verbonden voelden. Dit kan men afleiden in de verhalen van de Griekse dichter Homerus. In zijn Odyssee geeft hij namelijk een aantal natuurbeschrijvingen die vertellen hoe mooi de verschillende landschappen zijn en welke planten er aanwezig zijn. Zelfs op muntstukken en fragmenten van vazen zijn afbeeldingen van planten en bomen terug te vinden.

Hieruit kon men opmaken dat er verschillende bomen en heesters werden gebruikt vanwege de vruchten die ze voortbrachten zoals appels, peren, vijgen, olijven enz. Maar ook geneeskrachtige kruiden werden gebruikt zoals ook vlas werd gebruikt waarvan dan linnen geweven werd. Tenslotte waren er ook tuinkruiden bekend zoals knoflook en peterselie.

Van de planten weten we dus enkele zaken, van de tuinen in het algemeen weten we nauwelijks iets.

 

Uit geschriften en opgravingen weet men meer van de Romeinse tuin dan van de Griekse.

De Romeinen waren een verstandig volk van krijgs- en staatslieden, en van wereldveroveraars. Kunst was voor hen een middel om Rome’s grootheid te dienen en aan eigen hoogmoed te voldoen. Met een edele zwier wisten zij zich de schoonheidselementen van de door hen onderworpen volkeren zoals Etruriërs, Grieken en oosterlingen toe te eigenen zodat het de schijn kreeg van een eigen prestatie. Van een klein boerenvolk werden zij de wereldveroveraars, de rijke meesters die hun pracht en praal naar buiten droegen en er zich op beroemden. Wanneer een volk rijk is, het ene individu het andere wil overtreffen, dan kunnen architectuur en schone kunsten aan hun trekken komen. Men bouwde tempels en schouwburgen, theaters en badinrichtingen, maar ook het burgerhuis kwam tot hoge ontwikkeling.

 

Hoewel de tuin oorspronkelijk ook bij het Romeinse volk een min of meer ondergeschikte rol speelde en in hoofdzaak een nuttigheidsoogpunt betekende, kwam daarin langzamerhand verandering. Het land werd onafhankelijk van eigen landbouwproductie, tengevolge van toenemend koloniaal bezit en sterke uitbreiding van de handelsbetrekkingen.

 

De gegevens uit deze tijd zijn op 2 manieren bewaard gebleven namelijk door de overblijfselen van woonhuizen en muurschilderingen tijdens de opgravingen in Pompeï, en door beschrijvingen van sommige vooraanstaande Romeinen.

Ten aanzien van deze gegevens, verkregen door de opgravingen in Pompeï, kunnen we besluiten dat de tuin van een stadswoonhuis bestond uit een binnenplaats, die omgeven was door een zuilengalerij. In deze binnenplaats werd enige beplanting aangebracht, terwijl beelden e.d. de tuin complementeerden. hieruit blijkt wel duidelijk de opvatting van de Romeinen:  zij beschouwden huis en tuin als 1 geheel.

Top